Hart en vaat

Onder hart- en vaatziekten valt een groot aantal verschillende aandoeningen waaronder hartinfarct, hartfalen, trombose, longembolie en aneurysma. Laboratoriumonderzoek kan aan de hand van verschillende testen belangrijke informatie verschaffen over de gezondheid van hart en vaten. Deze gegevens helpen bij het beoordelen van het risico op hart- en vaatziekten, het vaststellen van een hart- of vaataandoening, het kiezen van de juiste behandeling en het monitoren van de therapie.

In-vitro diagnostiek

Voorbeelden illustreren de meerwaarde van laboratoriumtesten bij het opsporen, vaststellen, volgen en behandelen van hart- en vaatziekten.

  • Hartinfarct

    Bij een hartinfarct raakt een bloedvat van het hart verstopt, waardoor zuurstoftekort ontstaat in (delen van) het hart. Dat leidt tot schade aan het hartweefsel waarbij stoffen vrijkomen uit de hartcellen in het bloed. Dit zijn onder andere troponine en creatinekinase (CK-MB), twee karakteristieke harteiwitten. Beide worden gebruikt om een hartinfarct vast te stellen. 

    Troponinetest

    Troponine is een eiwit dat er normaal voor zorgt dat de hartspier kan samentrekken. Als hart en hartweefsel gezond zijn, is de hoeveelheid troponine in het bloed laag. Tijdens een hartinfarct komt troponine vrij. Dit is na drie uur meetbaar in het bloed en blijft na het hartinfarct twee weken verhoogd. De troponinetest wordt gebruikt om vast te stellen of er sprake is van een hartinfarct bij mensen die met pijn op de borst op de Eerste Hart Hulp (EHH) belanden. Dat blijkt slechts bij ongeveer 20 procent het geval te zijn. Om te voorkomen dat mensen nodeloos naar de EHH worden verwezen, is de bepaling tegenwoordig ook beschikbaar als hsTroponine point-of-care test. Met deze hoog gevoelige test kan op locatie bij de patiënt de troponine worden bepaald. In combinatie met een risicoscore kan de hulpverlener meteen beslissen of iemand met pijn op de borst wel of niet moet worden opgenomen.

    CK-MB-test

    Creatinekinase (CK) is een enzym dat een belangrijke rol speelt bij de cellulaire energievoorziening in hart, hersenen en spieren. CK-MB is een vorm van het enzym die vooral in de hartspier voorkomt. Bij beschadiging van het hartweefsel komt het vrij. Bij een acuut hartinfarct is CK-MB na drie tot zes uur meetbaar in het bloed. De hoogste waarde wordt bereikt na 12 tot 20 uur. Daarna worden de waarden weer normaal. De CK-MB-test is minder specifiek dan de troponinetest.

  • Hartfalen

    Bij hartfalen pompt het hart minder goed bloed rond, waardoor organen en spieren onvoldoende zuurstof en voedingsstoffen krijgen. Opsporen van hartfalen in een vroeg stadium is erg belangrijk. De aandoening is niet te genezen, maar er zijn wel behandelmogelijkheden. De bloedtest om hartfalen op te sporen berust op detectie van twee specifieke eiwitten: BNP en NT-proBNP, die duiden op een slechte pompfunctie van het hart. 

    BNP en NT-proBNP

    Bij een overbelaste hartspier komt er BNP (Brain-type Natriuretic Peptide), vrij uit de hartspiercellen. Onder invloed van BNP verwijden de bloedvaten waardoor het hart minder wordt belast. Naast BNP komt ook het fysiologisch niet-actieve afsplitsproduct NT-pro-BNP vrij. De bloedwaarden van beide verbindingen geven inzicht in (ernst van) hartfalen. Doordat er meerdere oorzaken kunnen zijn voor verhoging van BNP en NT-proBNP, ligt de kracht van deze test vooral in het uitsluiten van hartfalen als er wel een sterke klinische verdenking is op deze aandoening. Ook is de bepaling geschikt om effect van medicatie te volgen (monitoring) en risico op hartfalen te schatten (prognose).

  • Trombose

    Bij trombose raakt een bloedvat verstopt door een bloedstolsel. Sluit een bloedstolsel een ader (een vene) af, is er sprake van een veneuze trombo-embolie (VTE). Dit gebeurt vaak in de benen (trombosebeen). Een stolsel kan afbreken en in de longen terechtkomen (longembolie). Een diep veneuze trombose (DVT) ontstaat in de dieper gelegen aderen. 

    D-dimeertest

    De diagnose trombose is soms lastig te stellen. Naast echografie en beelddiagnostiek speelt bloedonderzoek een aanvullende rol met de D-dimeertest. D-dimeren komen vrij bij de afbraak van bloedstolsels. Als deze verbindingen in het bloed worden gedetecteerd, wijst dat op een stolsel dat aanwezig is (geweest). De D-dimeertest is snel en eenvoudig, maar niet specifiek. Bij een positieve uitslag moet vervolgonderzoek uitwijzen of er sprake is van veneuze trombo-embolie (VTE); bij een negatieve uitslag kan VTE worden uitgesloten. Met een point-of-care D-dimeertest kan de huisarts bij vermoeden van trombose VTE uitsluiten.

    Bloedstollingstest

    Patiënten met een verhoogde kans op trombose worden behandeld met antistollingsmiddelen (bloedverdunners). De dosering luistert nauw: te veel verhoogt de kans op ernstige bloedingen, te weinig leidt tot bloedstolsels. Voor afstemming van de juiste dosis is het bijhouden van de bloedstollingsstatus cruciaal. De bloedstollingstijd kan worden bepaald met de PT-test (protrombinetijd) en/of de APTT-test (geactivateerde partiële tromboplastinetijd). Afhankelijk van de testuitslag kan de antistolling medicatie worden aangepast. De test is ook beschikbaar als thuistest, zodat patiënten zelf de bloedstollingwaarde kunnen monitoren en de medicatie aanpassen. 

 

Meerwaarde

Patiënten

  • Meer zekerheid
  • Betere behandeling
  • Hogere kwaliteit van leven
  • Meer (gezonde) levensjaren

Gezondheids­zorg­systeem

  • Kostenbesparing
  • Minder arbeidsverzuim
  • Minder belastend voor de zorg
  • Gezondere samenleving

Medische professionals

  • Waardevolle diagnostische informatie
  • Betrouwbare basis voor klinische beslissingen
  • Meer persoonsgerichte behandelingen
  • Inzicht in effect behandeling

Laboratorium­geneeskunde

Laboratoriumgeneeskunde is een onmisbare schakel in de gezondheidzorg. Illustratieve voorbeelden schetsen de meetbare meerwaarde van IVD’s bij het voorkómen, opsporen, vaststellen, volgen en behandelen van aandoeningen.
Diagned

- gezond zijn, gezond worden, gezond blijven -

Webdesign » SPRANQ